Euthanasiewet leidde niet tot meer euthanasie

UTRECHT - In 2010 zijn in Nederland 4050 mensen overleden na euthanasie of hulp bij zelfdoding door een arts op hun uitdrukkelijke verzoek. Het aantal gevallen was daarmee vergelijkbaar met dat van net voor de invoering van de euthanasiewet in 2002.
Dat blijkt uit onderzoek van het Erasmus MC, het VUmc, het UMC Utrecht en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De onderzoekers publiceren hun bevindingen woensdag in het wetenschappelijke tijdschrift The Lancet.
Tegenstanders van de euthanasiewet waren bij de invoering bang dat het aantal gevallen van euthanasie zou toenemen en dat dat ook zou gelden voor levensbeëindiging zonder uitdrukkelijk verzoek bij terminaal zieke patiënten. "Maar het aantal gevallen van dit soort levensbeëindiging is
juist afgenomen sinds de invoering van de wet", zegt professor levensbeëindigingsonderzoek Bregje Onwuteaka-Philipsen (VUmc).
"Datzelfde zagen we ook in België nadat de euthanasiewet daar werd ingevoerd. Toen ging ook het aantal gevallen van levensbeëindiging zonder
dat daar expliciet om gevraagd was omlaag", aldus Onwuteaka.
Onwuteaka en haar collega's constateerden ook dat ongeveer 600 patiënten in 2010 zelf een einde aan hun leven maakten door bewust te stoppen met eten en drinken. In ongeveer de helft van de gevallen gebeurde dit nadat een euthanasieverzoek was geweigerd.
Sinds 2002 is de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding van kracht, de euthanasiewet. De wilsverklaring, al dan niet
schriftelijk, is een van de criteria waaraan moet worden voldaan alvorens euthanasie kan worden toegepast. Daarnaast moet er aan de wettelijke
zorgvuldigheidseisen worden voldaan. Er moet onder meer sprake zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt. De arts moet de patiënt
geïnformeerd hebben over de situatie waarin deze zich bevindt en over diens vooruitzichten en er mag geen 'redelijk' alternatief zijn.