'Waarde van stadslandbouw niet overschatten'

UTRECHT - Politici moeten niet de indruk geven dat stadslandbouw kan voorzien in de voedselvoorziening van stedelingen. Moestuintjes in de stad zijn alleen goed als voorlichtingsinstrument. Dat zegt stadsecoloog Vincent Kuypers, van het Wageningse onderzoeksinstituut Alterra. Onder meer in Utrecht worden initiatieven voor stadsvoedsel gestimuleerd.
Nadat stadsbewoners het 'stadsboeren' al hebben ontdekt, richten nu in toenemende mate bestuurders hun pijlen op het organiseren van stadslandbouw. Kleine groenplaatsen, braakliggende terreinen en daken van grote panden worden voorzien van allerhande groente-, fruit- en kruidenplanten waar stedelingen uit moeten gaan eten, is het devies.
Het gevaar zit vooral in de grond, maar ook in de lucht, zegt Kuypers. "In de stad zitten vaak veel meer zware metalen in de grond die gretig worden opgenomen door bladgroenten zoals spinazie en sla. Die metalen worden allemaal opgeslagen in het eetbare deel", aldus de wetenschapper.
Ook is ook de grotere hoeveelheid stikstof in de stad een nadeel, al gaan de groenten er wel flink van groeien. Geïsoleerd voedsel verbouwen, zoals in de kassenbouw, is altijd veel beter, stelt Kuypers. "Dan kun je het vrijwel steriel opkweken."
De opkomst van stadslandbouw is vooral heel goed om aan jongeren uit te leggen waar voedsel vandaan komt, zegt Kuypers. Die weten vaak niet beter dat groenten uit de supermarkt komen.
Als voorlichtingskaravaan over voedselverbouw vindt hij de aandacht voor stadslandbouw daarom een goed idee. "Kinderen moeten zelf aan de slag in een moestuintje. Dan gaan ze ook veel makkelijker groente en fruit eten."