Armoedebestrijders wisten al lang dat Utrechts beleid tekortschiet: 'Niet te verkroppen'

Utrecht - Armoedebestrijders zijn niet verbaasd dat het armoedebeleid in Utrecht tekortschiet. De organisaties hopen op verbetering van de gemeente. Armoede werkt door van generatie op generatie en het is tijd om die vicieuze cirkel te doorbreken. Dat stelt Selma Bas van Stichting Leergeld.
Het lukt de gemeente Utrecht niet om het armoedeprobleem structureel op te lossen. De problemen zijn de afgelopen jaren zelfs alleen maar groter geworden. Die conclusie van het dinsdag uitgekomen rapport van de Rekenkamer is geen verrassing voor Utrechtse organisaties die zich inzetten voor armoedebestrijding.
"Weet je wat het is, wij simpele zielen wisten dit allang. Maar laat het de hoge omes eens realiseren", verzucht Jan Swarts van de Voedselbank en Kledingbank. "De energiecrisis, de inflatie, het is een zware belasting voor degene die tegen die armoedegrens aanzitten."
Alleenstaanden en stellen die op het sociaal minimum leven komen iedere maand bijna 100 euro tekort, bij een stel met één of meerdere kinderen is dat zo'n 200 tot 500 euro per maand. Dat blijkt uit onderzoek dat de Commissie Sociaal Minimum afgelopen zomer publiceerde.
Het sociaal minimum ligt voor een getrouwd stel op bijna 2000 euro bruto, voor een alleenstaande van 21 jaar of ouder iets meer dan 1400 euro. Op dit moment komen vooral Utrechters met een inkomen tot en met 125 procent van het sociaal minimum in aanmerking voor financiële ondersteuning.
De ondersteuning die de gemeente biedt is onvoldoende om dat tekort van honderden euro's aan te vullen, zegt Marry Mos van de Armoedecoalitie. "Nog steeds kan niet iedereen rondkomen en meedoen." Om dat wel voor elkaar te krijgen is het maken van scherpere politieke keuzes noodzakelijk, staat in het rapport van de Rekenkamer.
De gemeente moet inderdaad kijken hoe je met de middelen die er zijn de meeste impact kunt maken, vindt Selma Bas van Stichting Leergeld. "Het geld van de gemeente is natuurlijk ook niet oneindig." Utrecht gaf in 2015 20 miljoen euro uit aan armoedebestrijding, vorig jaar was dat 32 miljoen euro.
Om die scherpere keuzes te kunnen maken is onderzoek naar de ontwikkeling van de armoedeproblematiek nodig. Op basis daarvan moet nieuw beleid worden gemaakt. Dat beleid is al jaren niet aangepast, zegt Bas, die zelf eerder namens D66 in de gemeenteraad zat.
Iedereen bereiken
Ook maken volgens het rapport niet alle Utrechters die recht hebben op hulp hier gebruik van. Dat moet beter, vinden Mos en Bas. Veel regelingen zitten te complex in elkaar, en ook het aanvragen ervan zou makkelijker moeten.
Wie in armoede leeft heeft lang niet altijd ruimte voor praktische zaken zoals een hulpaanvraag bij de gemeente, zegt Swarts van de Voedselbank. Ook is er wantrouwen richting de overheid. Door de toeslagenaffaire zijn mensen bang geworden, denkt Swarts.
Daarnaast schamen mensen zich om hulp te vragen, zegt Mos. De gemeente zou aan hun dienstverlening en uitstraling kunnen werken, bijvoorbeeld door het inzetten van ervaringsdeskundigen. Die zouden mensen die op het sociaal minimum leven beter bereiken en begrijpen waar zij tegenaan lopen.
Bas merkt dit jaar voor het eerst dat de gemeente armoede als "een soort satéprikker" door de organisatie heen ziet. Eerder zag ze dat ouders te maken hadden met verschillende beleidsdomeinen, zoals onderwijs en sport. "Dat zijn allemaal andere afdelingen, verschillend van elkaar georganiseerd. Maar je kunt je leven niet opdelen in die verschillende domeinen."
Dat daar verandering in begint te komen, is positief zegt Bas. Want armoedebeleid binnen de gemeente vereist echt een structurele aanpak, benadrukt ze. "Armoede gaat over van generatie op generatie. Het is niet te verkroppen dat jonge mensen niet dezelfde kansen op een succesvolle toekomst krijgen. Laten we die vicieuze cirkel nu eens doorbreken."