Rietje vertelt over de onderduikers in haar geboortehuis: 'In deze tijd zou het nooit meer lukken'

© RTV Utrecht / Robert Jan Booij
Utrecht - "In een korte tijd in 1942, toen de Joodse mensen werden opgehaald en niet langer veilig waren, heeft mijn vader hen gehaald en gebracht naar huizen waar geen Joodse mensen woonden. Omdat het heel gevaarlijk was, hebben mijn vader en moeder uiteindelijk anderen gevraagd dat te doen. Maar vanaf 1942 hebben we wel acht onderduikers in huis gehad." Dit is het verhaal van de bijna 83-jarige Rietje de Haan-Kooistra uit Utrecht, die terugblikt op de Tweede Wereldoorlog. Het huis waar zij geboren is, de Spaarnestraat 61 in de Utrechtse Rivierenwijk, is opgenomen in de Open Joodse Huizen.
Vandaag is het geboortehuis van de Utrechtse Rietje, samen met nog elf andere plekken te bezoeken. Het gaat onder meer om de Bergstraat, de Oudegracht, de Croeselaan en de Buijs Ballotstraat. Vertellers, bezoekers en (voormalige) bewoners delen daar hun verhalen, op de plekken waar Joden of verzetslieden woonden en werkten voor, tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog.

Geen contact met de onderduikers

"Wij als kinderen mochten niet weten dat er acht gasten waren. Mijn oudste zusje was op dat moment 9 jaar en mijn middelste zusje 4 jaar. Zo heeft mijn vader op elke deur van het huis, haakjes en sloten aan de binnen- en buitenkant gemaakt", vertelt Rietje de Haan-Kooistra. "Overdag zaten de onderduikers in de achterkamer en 's avonds als wij naar bed gingen riep mijn moeder boven aan de trap: welterusten lieve kindertjes. En dan wisten ze beneden dat ze eindelijk na een dag, alleen maar in die kamer te hebben gezeten, naar buiten konden. Niet echt naar buiten, maar ze konden in het huis rondlopen."
Uiteindelijk hebben alle onderduikers die in het huis van Rietje zaten de oorlog overleefd en daar is de Utrechtse nog steeds maar wat trots op. Maar die periode aan de Spaarnestraat 61 heeft aan de andere kant ook haar sporen achtergelaten. "Wij hebben alle drie psychische klachten gehad. We hadden patronen waarvan we niet wisten waar ze vandaan kwamen. Alles wat we zagen en hoorden, werd allemaal ontkend. En ik zeg nog steeds, in deze tijd zou het nooit meer lukken. Maar ik had een hele dominante vader en moeder. Dus als jij niet wilde luisteren of zei dat het niet waar was, kon je een pak voor je broek krijgen. Dus je hield je kop vanzelf wel."

Blijven vertellen over de oorlogstijd

Rietje hoopt dat zoveel mogelijk mensen haar verhaal blijven horen. Niet alleen op deze dag van Dodenherdenking. Vooral de jeugd moet volgens haar met de getuigenissen over de oorlogstijd geconfronteerd blijven worden. "Ik doe niet anders, ik doe het al 25 jaar. Ik vertel het in principe eigenlijk alleen maar aan de jeugd en ook bijvoorbeeld op de Pabo. Toekomstige onderwijzers en onderwijzeressen moeten de zin inzien van iemand die het meegemaakt heeft. En die het op die manier nog kan vertellen", vindt ze.
"Ik ben nu bijna 83 en toevallig heel gezond, en ik kan het allemaal nog. Ik hoor wel dat dat het is, wat het voor die kinderen een soort van duidelijk maakt. Kinderen zijn het mooiste van onze samenleving en die hebben mijn hart. Hoe klein je bent en hoe weinig je denkt te doen, daar zijn mijn ouders een voorbeeld van. Toch hebben zij kans gezien om met drie kleine kinderen thuis, acht mensen te redden zonder dat ze ontdekt zijn."
De Utrechtse Rietje vertelde op Radio M Utrecht over de oorlogstijd in haar geboortehuis in de Rivierenbuurt