Taakstraf en celstraf voor tweetal dat ouders van oplichter met de dood bedreigde

© RTV Utrecht / Timo Anceaux
Utrecht - Twee jonge mannen uit De Meern die de ouders van een kennis die hen had opgelicht ernstig bedreigden, zijn daarvoor door de Utrechtse rechtbank bestraft. Een van de mannen is veroordeeld tot drie weken gevangenisstraf en een taakstraf van 80 uur, de rechtbank legde de andere man honderd dagen cel op.
Vanwege de tijd die zij in voorarrest zaten, hoeven de twee niet terug naar de gevangenis.

Geen bewijs voor dreigen met wapen

De twee 21-jarigen waren begin dit jaar door de kennis overgehaald om geld te investeren in diens handel in Bitcoins. Ze gaven hem allebei 500 euro en dat zou binnen een week worden verdubbeld. Omdat ze wat langer moesten wachten op de uitbetaling, werd hen nog een bonus van 500 euro beloofd.
Uiteindelijk werden de investering en de winst niet uitbetaald en gingen zij tot twee keer toe verhaal halen bij de ouders van de kennis. Daarbij werden de nodige bedreigingen geuit. Dat een van hen gezegd zou hebben dat hij met een wapen zou terugkomen om de boel te doorzeven, vindt de rechtbank niet bewezen.

Doodsbedreiging

De eerste keer kwamen de bedrogen mannen met zijn tweeën naar het huis. De tweede keer namen ze twee vrienden mee. Die keer werd de telefoon van de moeder van de oplichter door het openstaande keukenraam afgepakt toen zij de politie wilde bellen. In het hoesje zaten ook haar ID-kaart, zorgverzekeringspas en 5 euro.
Meerdere getuigen hebben gehoord dat die tweede keer werd gedreigd om de bewoners te doden, als het geld dat hun zoon verschuldigd was niet werd gegeven.

Grenzen overschreden

"De verdachten hebben met hun handelen een dreigende indruk achtergelaten door op intimiderende wijze om het geld te vragen en daarbij op de ramen te bonken", stelt de rechtbank. Ze hebben zich daarmee schuldig gemaakt aan het gezamenlijk proberen om anderen af te persen.
Dat zij hun eigen geld terug wilden, is volgens de rechtbank geen excuus voor wat de twee hebben gedaan. "De manier waarop zij de schuld hebben geprobeerd te innen is van dusdanige aard dat zij moeten beseffen dat zij de grenzen van de maatschappelijke betamelijkheid verre overschreden", oordelen de rechters.