Grote drukte bij de voedselbank: 'We zitten aan ons maximum'

© RTV Utrecht / Caroline Geijsman
Utrecht - Steeds meer mensen gaan naar de voedselbank. Sinds januari van dit jaar is het aantal deelnemers in Nederland met 15 procent gestegen. Dat komt neer op zo'n 6000 huishoudens.
Dat het druk is bij de Nederlandse voedselbanken, merkt ook Nico Jongerius van de voedselbank in Overvecht. In de Utrechtse wijk zijn twee punten waar ze twee dagen in de week spullen uitgeven. Maar met die twee dagen redden ze het nauwelijks meer.
“De coördinatoren van beide uitgiftepunten hebben een noodkreet gedaan om naar drie of vier dagen in de week te gaan”, vertelt Jongerius. “We zitten fysiek aan ons maximum.” In totaal zijn er zo’n 160 huishoudens ingeschreven bij de voedselbank in Overvecht.

Een stapeling van problemen

Jongerius wijt de drukte aan een opstapeling van problemen. Er komen nog steeds mensen die in de schuldsanering zitten, maar tegenwoordig hebben steeds meer mensen met een modaal inkomen het moeilijk.
“De laatste tijd zien we vooral mensen die door de energieproblemen en de prijsstijgingen in de armoede terecht komen”, aldus Jongerius. “We hebben best wel veel mensen die gewoon een baan hebben, maar te weinig verdienen om een gezin te kunnen onderhouden.”
Veel mensen moeten een drempel over als ze de eerste keer naar de voedselbank gaan, ziet Jongerius. “Dat doet niemand voor zijn lol.” Hij is daarom bang dat de grootste drukte nog moet komen. Maar is de voedselbank wel op die toename voorbereid?

'Vooral een ruimteprobleem'

“We hebben de vrijwilligers”, zegt hij. “We krijgen spullen van de centrale voedselbank en er zijn altijd een hoop mensen die nog spullen bij ons komen brengen.” Jongerius ziet dat mensen over het algemeen betrokken zijn bij de voedselbank en veel willen geven. “We zitten op dit moment in Overvecht vooral met een ruimteprobleem.”
Daarom is Jongerius op zoek naar andere manieren waarop de voedselbank mensen kan helpen. “Je moet mensen eigenlijk begeleiden om anders met energie om te gaan. Daar zouden we graag een soort samenwerkingsproject voor opzetten.”