Amersfoort onderzoekt behandeling Joodse huiseigenaren na WOII

Een herdenkingssteen in Amersfoort.
Een herdenkingssteen in Amersfoort. © RTV Utrecht
AMERSFOORT - Amersfoort gaat onderzoeken hoe ze zich gedragen heeft tegenover Joodse huiseigenaren in en na de Tweede Wereldoorlog. Dat blijkt uit een rondgang van tv-programma's De Monitor en Pointer, beide van KRO-NCRV, langs de gemeenten die voorkomen in de vastgoedadministratie van de Duitse bezetter.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd vastgoed van gedeporteerde Joden onteigend en doorverkocht. Amersfoort gaat onderzoeken of belastingen zijn geheven terwijl de Joodse eigenaren geen toegang hadden tot hun woningen, en hoe ze zijn omgegaan met onteigende panden die ze zelf aankochten.

Onderzoek

Over hoe gemeenten gehandeld hebben rond geroofd Joods vastgoed is nog weinig bekend. Naast Amersfoort gaan nog negentien andere gemeenten hun rol hierin onderzoeken. Onder andere Arnhem, Deventer, Assen, Groningen, Zaanstad, Leeuwarden, Hilversum, Apeldoorn en Zwolle zijn van plan om de archieven in te duiken.
Al eerder hebben Amsterdam (2016), Den Haag (2019) en Utrecht (2020) en Rotterdam (2020) een dergelijk onderzoek gedaan. Amsterdam, Den Haag en Rotterdam hebben naar aanleiding hiervan in totaal al 14,6 miljoen euro uitgekeerd aan individuen en Joodse organisaties.
De onderzoeken lieten een kille en zakelijke houding zien tegenover Joodse huiseigenaren die na de oorlog terugkeerden uit de concentratiekampen en onderduikadressen. Zo werd er geen rekening gehouden met het leed dat de overgebleven Joodse bevolking doorstaan had tijdens de oorlog.